Om de planeet te redden moet de westerse consument fors minderen. Nee hoor, zeggen ‘techno-optimisten’. Het menselijk vernuft heeft ons altijd gered, en zal dat weer doen. Maar het is geen kwestie van óf-óf.
NRC. Door Marike Stellinga. 24 juni 2022.
Wordt het win-win, of toch min-min? Kunnen we lekker groen doorgroeien, of moeten we krimpen voor het klimaat?
Luister naar denkers en politici die de opwarming van de aarde willen tegengaan en je hoort twee tegenpolen: bij de één staat een mooie nieuwe wereld te wachten, bij de ander een harde les in sober leven.
NRC onderzoekt de gevolgen voor het kapitalisme van de strijd om het behoud van de aarde.
Aan het vrolijke uiterste staat VVD-premier Mark Rutte, voor hem is klimaatbeleid een win-win. Jazeker, de overheid moet flink bijsturen en geld uitgeven. Maar dan komen er ook meer banen, meer welvaart, kunnen we schone lucht inademen én de opwarming van de aarde onder de 2 graden houden. Nederland kan „nummer 1 zijn op de Olympische Spelen van het klimaat”, zei Rutte vorig jaar enthousiast. Groene groei!
Daar ver tegenover staat een somberder toekomstperspectief waarin de economie moet krimpen en westerse burgers genoegen moeten nemen met minder. Als we willen leven zonder de temperatuur op aarde te veel te ontregelen en zonder een deel van het planten- en dierenleven kapot te maken, dan moeten mensen in landen met hoge inkomens minder verbruiken, consumeren én groeien. Wij leggen met alle spullen die we kopen en al het vlees dat we eten een te groot beslag op de aarde. Als alle bewoners van de planeet dat zouden doen, was de aarde waarschijnlijk al kapot. Deze gedachtegang heeft een naam: degrowth.
Politiek gezien is degrowth geen stroming met veel volgelingen. ‘Het moet minder’ is geen boodschap waarmee je veel kiezers wint. Maar intellectueel klinkt dit geluid de laatste jaren sterk: als we de planeet niet willen vernietigen, moeten we onze op groei gerichte economie drastisch veranderen. Minder is meer heet bijvoorbeeld een vaak aangehaald boek van economisch antropoloog Jason Hickel, hoogleraar aan de Autonome Universiteit van Barcelona. We moeten ons niet meer richten op groei en ons energie- en materiaalverbruik keihard aan banden leggen, betoogt Hickel. Pas dan kunnen armere landen nog even doorgroeien.
We kunnen niet simpelweg alle fossiele auto’s inruilen voor elektrische, want ook voor die auto’s zijn grondstoffen nodig waarvoor de aarde wordt afgegraven en biodiversiteit wordt geschaad
Groene groei is volgens degrowthers een gevaarlijke illusie. Want tot nu gebruiken economieën de energie die wordt bespaard met slimme uitvindingen direct weer op, en meer dan dat. Vliegtuigen zijn wat zuiniger geworden in hun energieverbruik maar mensen zijn veel meer gaan vliegen, en dus meer broeikasgas CO2 gaan uitstoten. Hoe harder economieën groeien, des te moeilijker het is om de uitstoot fors te beperken, betoogt Hickel. Er is dan zoveel meer energie nodig dat het moeilijker wordt die vraag in te vullen met hernieuwbare energie. De enige echte oplossing is: minder energie.
Bovendien leggen windmolens, zonnepanelen en elektrische auto’s ook beslag op de aarde. We kunnen niet simpelweg alle fossiele auto’s inruilen voor elektrische, want ook voor die auto’s zijn grondstoffen nodig waarvoor de aarde wordt afgegraven en biodiversiteit wordt geschaad. De enige echte oplossing is minder auto’s.
Mark Rutte staat niet in zijn eentje tegenover dit betoog. Er is een heuse stroming van denkers die zich ‘techno-optimisten’ of ‘eco-modernisten’ noemen. Zij denken dat groei juist noodzakelijk is om de samenleving te ‘decarboniseren’ (minder CO2 te laten uitstoten). Net als eerder in de geschiedenis zullen technologische vindingen de grenzen van de planeet oprekken en de opwarming tegengaan. Meer heet bijvoorbeeld het boek van wetenschapsjournalist Hidde Boersma en filosofen Ralf Bodelier en Maarten Boudry.
Jojoën tussen profeet en tovenaar
Dit meningsverschil is niet nieuw. De twee kampen passen naadloos in de twee wetenschappelijke stromingen die al meer dan een halve eeuw discussiëren over hoe de planeet in de toekomst leefbaar blijft. Vijftig jaar geleden verscheen het rapport Grenzen aan de groei van de Club van Rome, een internationaal gezelschap van ondernemers en wetenschappers. Het rapport maakte indruk op toenmalige politici als Joop den Uyl (PvdA) en Hans van Mierlo (D66), schrijft journalist Jaap Tielbeke in zijn recente boek We waren gewaarschuwd. In latere decennia vonden de optimisten juist meer gehoor bij politici.
De twee stromingen zijn prachtig beschreven door Charles C. Mann, een Amerikaanse wetenschapsjournalist, in zijn boek uit 2018 De Tovenaar en de profeet. De profeten zeggen al decennia: als de mensheid haar consumptie niet drastisch vermindert, zal ze het ecosysteem van onze planeet overweldigen. Welvaart is dus een probleem. De tovenaars zeggen even zo lang: alleen door rijker en slimmer te worden, kan de mensheid de wetenschap ontwikkelen die onze milieuproblemen oplost. Welvaart is de oplossing.
Kern van het meningsverschil is of nieuwe, nog uit te vinden technologie ons gaat redden of niet.
De optimisten zeggen: het is eerder gebeurd en kan nu weer. Innovatie maakte landbouw zoveel productiever dat het wél miljarden meer monden kon voeden. De door profeten voorspelde hongersnood bleef dankzij nieuwe technologie uit. Het gat in de ozonlaag werd gedicht zonder een centje pijn voor consumenten. Westerse landen spraken af de chloorfluorkoolstofverbindingen te verbieden die het gat veroorzaakten. Nu werken spuitbussen op andere stoffen.
Degrowthers als Hickel zeggen: het kapitalistische systeem zal verhinderen dat technologie ons redt. Technologische vindingen werden tot nu toe gebruikt om méér natuur erdoorheen te draaien, om de aarde verder uit te putten. Hopen op een technologische redding, een techno-fix, is bovendien een veel te grote gok.
Waar tussen de blije groene groei en het sombere ‘minder’ zit de realiteit waar wij burgers rekening mee moeten houden? Welk van de twee kampen heeft gelijk? Als je de laatste IPCC-rapporten leest, geschreven door honderden wetenschappers in het klimaatpanel van de Verenigde Naties, lijkt het antwoord: de klus is zo groot, we hebben beide nodig. Minder verbruik én slimme technologie.
De opdracht is namelijk nu veel groter dan toen het gat in de ozonlaag moest worden gedicht. Samenlevingen draaien op fossiele brandstoffen en moeten daar grotendeels van af. Mensen in rijke landen moeten waarschijnlijk anders eten en veel minder materiaal verspillen. Dat is nogal wat. En het moet snel: binnen een paar decennia moeten grote stappen zijn gezet. Met alleen technische veranderingen kom je er dan waarschijnlijk niet. Er is ook gedragsverandering nodig. Als mensen in rijke landen energie besparen, kiezen voor duurzame energie en vervoer én minder vlees en zuivel consumeren, kan dat de CO2-uitstoot drastisch verlagen: met wel 40 tot 70 procent in 2050, schrijft het Planbureau voor de Leefomgeving over het laatste IPCC-rapport.
Waarom zou je tussen de kampen moeten kiezen? Wetenschapsjournalist Mann bewoog in zijn leven zelf van het ene naar het andere en terug. Hij begon als profeet (minder!), werd daarna tovenaar (meer!) en ging daarna weer twijfelen (moet het niet toch óók minder?). Beide kampen hebben uitstekende argumenten, zei Mann in 2018 tegen NRC. Zouden ze niet wat van elkaars inzichten kunnen overnemen?
Degrowth kan helemaal niet
Diederik Samsom was „heel lang degrowther”. Hij schreef er opiniestukken over als Tweede Kamerlid voor de PvdA. Nu zegt de voormalig Greenpeace-activist: „Het kan helemaal niet. We staan elke dag op met de ambitie het ietsje beter te doen, in werk, in opvoeding, in hoe je met vrienden en familie omgaat. Dat is de intrinsieke drijfveer van iedereen. Daarbij draait het niet alleen om geld verdienen, hoewel dat er wel vaak bij hoort. Doe dat maal zeven miljard mensen. Dat heet economische groei.” Die groei heb je als overheid maar beperkt in de hand, volgens Samsom. Wat de overheid wel kan bepalen: de richting van de groei.
Diederik Samsom was heel lang degrowther. Nu zegt hij: „Het kan helemaal niet.”
Tot nu toe onttrokken we die groei deels aan de aarde, zegt Samsom. „Maar dat is geen gegeven. We krijgen een bak met energie toegeworpen vanuit de zon. Die zich vervolgens op allerlei manieren op onze aarde vestigt, bijvoorbeeld in luchtdrukverschillen waardoor er wind ontstaat, in warm water. Als we dat kunnen omzetten in herbruikbare energie, zijn we klaar.”
Samsom klinkt inmiddels als een techno-optimist. Volgens de technische natuurkundige is de wereld dichtbij het omslagpunt waarop duurzame energiebronnen sneller groeien dan de energievraag. „Zon, wind, elektrische auto’s, al die technologieën groeien exponentieel.” De waarschuwing van Hickel dat we niet snel genoeg kunnen decarboniseren om de groei bij te benen, is achterhaald volgens Samsom. „Wij mensen kunnen exponentiële groei moeilijk bevatten, dat bleek ook tijdens de coronacrisis. Het gaat nu razendsnel.”
Het is mogelijk binnen de grenzen van de planeet te blijven zonder armer te worden, denkt Samsom. „Dat blijkt uit diverse schattingen van wat het kost.” Er horen wel een paar enorme gedragsveranderingen bij. „Het Europese dieet is niet houdbaar. We moeten grotendeels af van dierlijke eiwitconsumptie binnen twee tot drie decennia.” Van vlees eten, dus. „Daar zijn al technologische alternatieven voor bedacht, zoals kweekvlees. We hebben geen koeien meer nodig.” Het staat in de kinderschoenen, maar het kán. Samsom denkt dat nieuwe generaties anders gaan consumeren. „Als we met nog meer mensen zijn, kunnen we niet allemaal een auto bezitten. Maar deelauto’s worden al populairder.”
Samsom werkt nu bij de Europese Commissie aan zijn „diep doorleefde en ook nog realistische ambitie de mensheid en planeet aarde weer met elkaar in overeenstemming te brengen”. Het vervelende is wel dat op de weg daar naartoe het nog heel erg mis kan gaan, zegt Samsom. Er moet nog ontzettend veel gebeuren om de markt te begrenzen. Samsom ondersteunt Eurocommissaris Frans Timmermans bij het invoeren van de ‘Green Deal’, een pakket maatregelen om de CO2-uitstoot terug te dringen. „De mensheid heeft de onverbeterlijke neiging op een muur af te stormen en vlak daarvoor iets te verzinnen om eroverheen te springen, zei milieu-onderzoeker Klaas van Egmond ooit. We maken het nu wel heel spannend.”
Eerst de leidingen repareren
Wie zouden kunnen helpen bij de oplossing zijn economen. Dat is in zekere zin grappig, want economen zijn niet geliefd bij degrowthers. Ze worden door hen gezien als verdedigers van het kapitalistische systeem dat geobsedeerd is met groei. Maar economen pleiten juist in groten getale voor een oplossing die beide kampen verenigt, die ervoor zorgt dat schadelijke bedrijvigheid afneemt, én de kans op planeetvriendelijke technologische vindingen wordt vergroot.
Om dat te zien, moet je eerst voorbij de onenigheid komen, want economen hebben doorgaans weinig op met pleidooien voor degrowth. Maar economen pleiten eigenlijk net als degrowthers voor een keiharde begrenzing van bedrijvigheid en consumptie. Dat doen ze, waarschijnlijk tot gruwel van degrowthers, via een marktmechanisme: het drastisch verhogen van de prijs van vervuilen, uitstoten en uitwonen van de aarde.
De Britse econoom Arthur Pigou ijverde er al in 1920 voor om de milieuschade te belasten die mensen of bedrijven teweeg brengen. Dan wordt de prijs van schadelijke producten hoger én wordt schoon produceren lonend. Nu is vervuilend produceren vaak juist goedkoper dan schoon.
Als mensen en bedrijven worden geconfronteerd met de maatschappelijke kosten van hun daden als ze iets vervuilends doen, „dan is economische groei prima te verenigen met de grenzen van de planeet”, zegt econoom Bas Jacobs. „Op het moment dat de planeet wordt uitgewoond door ongebreideld najagen van eigenbelang, is het overduidelijk dat de prijs van vervuiling niet in rekening wordt gebracht.” Dan heb je een hoger inkomen op kosten van de samenleving, en is een deel van dat geld onterecht verdiend, zegt Jacobs, hoogleraar aan de Vrije Universiteit Amsterdam.
Jacobs deelt de zorgen van degrowthers wel. Het is „natuurlijk ook achterlijk” dat vliegen zo goedkoop is. Het is „waanzinnig wat we elk jaar aan materiaal zoals mobieltjes weggooien”. En de bio-industrie kan alleen bestaan omdat „de enorme schade” die ze veroorzaakt niet in rekening wordt gebracht. „Stikstof, CO2, watervervuiling, dierenziektes, pesticides, antibiotica, als je dat allemaal correct beprijst of reguleert, hoef je niet met je vingertje te zwaaien over een stukje vlees eten”, zegt Jacobs. „Dan zal de bio-industrie vanzelf niet meer rendabel zijn.” De Britse econoom Nicholas Stern noemde het klimaatprobleem in 2006 het grootste marktfalen ooit. Het uitstoten van CO2 is veel te goedkoop. „Er gaat dus van alles mis, maar dat is niet intrinsiek economisch want we weten precies hoe we het kunnen oplossen. Het is een politiek probleem.” Het zijn immers regeringen die de belasting moeten invoeren.
Overheden die wat aan het klimaatprobleem willen doen, kampen met het ‘free-rider-probleem’. Andere landen kunnen profiteren van het offer dat jij als land brengt voor een beter klimaat. „Iedereen vindt dat er een belasting op kerosine moet komen, maar geen land wil de enige zijn en daarmee zijn eigen luchtvaartsector om zeep helpen”, zegt Jacobs.
Het belasten van vervuilend gedrag heeft twee gevolgen. Eén: maak het duur en mensen stoppen er vanzelf mee, zegt Jacobs. Zo krijgen de profeten wat ze willen: minder vervuilend gedrag. Twee: ondernemers worden uitgedaagd om niet-vervuilende methodes te verzinnen. Zo krijgen de tovenaars wat ze willen: technologische vondsten. Je zou dus kunnen zeggen dat tussen de tovenaar en de profeet de econoom staat – als een loodgieter om ze samen te brengen.
We willen binnen de grenzen van de planeet blijven. Daarvoor moeten we een offer brengen. Maar waar economen van degrowthers verschillen, is dat wij dat offer proberen te minimaliseren
Bas Jacobs Hoogleraar
Degrowthers willen de hoofdkraan dichtdraaien voordat is geprobeerd de leidingen te repareren, zegt Jacobs. Als de techniek die ons redt níét komt, en de boel stroomt onder, „ja, dan moet je de hoofdkraan dichtdraaien”. Doe je dat nu al, dan besluit je dat extra consumptie geen waarde heeft voor mensen. Dat is een moreel oordeel, zegt Jacobs. „We willen binnen de grenzen van de planeet blijven. Daarvoor moeten we een offer brengen. Maar waar economen van degrowthers verschillen, is dat we dat offer proberen te minimaliseren.” Daarom heeft Jacobs ook weinig op met het blije groeiverhaal van Rutte. „Het idee dat er geen prijs betaald hoeft te worden, is het wegdefiniëren van het probleem.”
Iedereen in de gordijnen
Wat opvalt in deze discussie: de wereldbeelden zijn totaal anders, maar in de praktische oplossingen zit best wat overlap. Degrowthers en economen vinden elkaar in van alles: de overheid moet een grotere rol innemen en de markt stevige beperkingen opleggen. Groene subsidies zijn oké maar harde grenzen beter. Langere garanties op spullen, zoals Hickel voorstelt? Geen gek idee.
Het voornaamste probleem met pleidooien voor minder groei is dat het zoveel verzet oproept, zegt ingenieur Frans Rooijers. Rooijers is directeur van onderzoeksbureau CE Delft, dat zoekt naar oplossingen voor milieuproblemen. Rooijers hoort al decennia het pleidooi voor ‘minder’ ongeduldig aan. Het echte gevecht is niet tegen groei, zegt Rooijers, maar tegen machtige gevestigde belangen van oliebedrijven als Shell, chemie- en staalreuzen als Tata en de agrarische sector. Door regeringen onder druk te zetten, zorgen zij ervoor dat er tot nu toe onvoldoende grenzen aan emissies en materialen werden gesteld. „Als je het over degrowth en consuminderen hebt, jaag je veel mensen in de gordijnen. En je hébt al zoveel tegenkrachten.”
Degrowthers kunnen wel zeggen dat het nog nooit is gelukt om economische groei los te koppelen van meer uitstoot en materiaalverbruik, maar er zijn ook nog nooit echt harde grenzen gesteld aan uitstoot en materiaalverbruik, zegt Rooijers. „Er wordt al vijftig jaar over klimaatbeleid gesproken. Maar het wordt pas de laatste vijf jaar serieuzer genomen.” Ook het Europese beleid om de CO2-uitstoot van sommige sectoren te begrenzen via het handelssysteem voor uitstootrechten ETS is relatief jong, zegt Rooijers. „Grenzen aan wat we mogen verbruiken of uitstoten zijn veel belangrijker dan grenzen aan de groei. Er zijn nu hordes ondernemers aan het knutselen die allemaal denken dat ze dé batterij van de toekomst aan het uitvinden zijn.” Inventiviteit losmaken, daar is het kapitalisme goed in, zegt Rooijers, maar alleen als je harde grenzen stelt.
Grenzen aan wat we mogen verbruiken of uitstoten zijn veel belangrijker dan grenzen aan de groei
Frans Rooijers Ingenieur
Als schadelijke producten duurder worden, gaat veel vanzelf. Neem de grondstoffen die nodig zijn om elektrische auto’s te maken. „Als die duur worden, dan wordt het ook interessanter om die auto’s te recyclen”, zegt Pieter Boot, econoom en voorheen sectorhoofd bij het Planbureau voor de Leefomgeving. „En als de goedkoopste elektrische auto niet 25.000 maar 60.000 euro kost, is het ook interessanter om je auto te delen.” De overheid moet er dan wel voor zorgen dat producten niet onbereikbaar worden voor mensen met lage inkomens. Dat kan het beste door inkomensbeleid, herverdeling dus, zeggen Jacobs, Rooijers en Boot. Of misschien moeten gemeentes wel deelauto’s gaan aanbieden in dorpen waar openbaar vervoer karig is.
Minder is eigenlijk beter
Wat ook opvalt als je met economen, deskundigen en politici praat, is dat niemand onomwonden zegt dat er van alles minder moet. Ze maken er liever een mooi verhaal van. Ja, we moeten minder vliegen en vlees eten. Nee, wegwerpkleding, fast fashion, kan niet meer. Maar, klinkt daar gauw achteraan, wordt het leven daar minder leuk van? Misschien worden we wel gelukkiger als we minder spullen kopen, zegt Rooijers.
Het is niet behulpzaam om te zeggen dat we moeten minderen, zegt Boot. „Dan mobiliseer je degenen die dat niet willen.” Maar de politiek ontkomt er niet aan ook de consumptie te begrenzen, denkt hij. Anders produceert Nederland straks minder vlees, maar blijven we het gewoon importeren. „Dat is natuurlijk heel moeilijk beleid. Het kabinet liet laatst een proefballonnetje op over een vleestaks en direct was de meerderheid van de Tweede Kamer tegen.” Maar in rijke landen zal de consumptie moeten veranderen, zegt Boot. Neem vliegen. Er is nu nog geen zicht op dat dat CO2-vrij kan. „Misschien moet een toekomstig kabinet wel zeggen: er is een maximum aantal vluchten, tenzij het CO2-vrij kan. Dat is wel een stimulans hoor, voor luchtvaartbedrijven.”
Dus ja, waar gaat het heen? Groene groei of krimpen voor het klimaat? Eigenlijk is er nog te veel onduidelijk om daar antwoord op te geven. Welk beleid gaan regeringen voeren? Welke vindingen worden er wel of niet gedaan? Wat werkt en wat niet? Hoe passen mensen zich aan?
Het is daarbij moeilijk voorstelbaar dat er geen offers moeten worden gebracht. Zo makkelijk als alle auto’s omruilen voor een schoon exemplaar is het niet. Allerlei bedrijvigheid en consumptie zullen waarschijnlijk wél krimpen als vervuilen duurder wordt. Maar of groene groei onmogelijk is, staat niet vast. Groei hoeft geen heilig doel te zijn, maar als het planeetvriendelijk kan, is het wel mooi meegenomen.
Bron: NRC. Door Marike Stellinga. 24 juni 2022. Illustratie door Jeltje de Koning. Link
