Op Springtij dit jaar waren er verschillende sessies over financiële en economische transformatie. Waar we onze economie tot nu toe sterk stuurden op ‘klassieke’ economische groei van het Bruto Binnenlands Product (BBP), wordt steeds duidelijker dat die parameter te beperkt is. Er zijn vele waarden die nastrevenswaardig zijn en die ook als volwaardige doelen zouden moeten gelden. Brede Welvaart dus. We vroegen prof. John Grin, Universiteit van Amsterdam, hoogleraar transitiekunde en co-auteur van een standaardwerk over Brede Welvaart, om de reeks sessies in te leiden. Hoe kan Brede Welvaart als kompas dienen voor de financiële en transformaties die nodig zijn? Zijn bijdrage geeft een baaierd van inzichten in een notendop.
© John Grin, Universiteit van Amsterdam
Wat is het verschil tussen brede welvaart en ‘gewone welvaart?’ Het klassieke begrip stamt uit de tweede helft van de 19e eeuw, toen een heel conglomeraat aan sociale vraagstukken moest opgelost. Dus moest het inkomen per hoofd omhoog ten behoeve van voorzieningen als goede woningen, gezondheidszorg, drinkwater, riolering. En voor met name de onderklasse moesten de lonen ook omhoog om van die voorzieningen te kunnen profiteren. Dus het streven naar welvaart betekende in die tijd: een hoger inkomen per hoofd van de bevolking, en een minder scheve verdeling. Zo ontstond de nadruk op welvaart in de vorm van stijging van het Bruto Nationaal Product (BNP), dat eigenlijk gewoon neerkomt op het gemiddeld inkomen per hoofd x het aantal hoofden; en op herverdeling ervan.
Maar de laatste decennia is steeds duidelijker geworden dat deze definitie van welvaart niet langer voldoet:
- In de eerste plaats blijkt toename van het BNP niet langer per se maatschappelijke vooruitgang op te leveren. Het volk was welvarend geworden, maar ook steeds meer gaan morren.
- En in de tweede plaats is het ons gelukt om die groei van het BNP zodanig in te richten, dat deze ten koste gaat van mensen elders en van toekomstige generaties.
Zo ontstond, geïnspireerd door Nobelprijswinnaars Amartya Sen en Joseph Stiglitz, precies tien jaar geleden het begrip Brede Welvaart. Brede Welvaart meten we niet met dat ene getalletje, het BNP, maar in termen van een heel dashboard aan uitkomsten, die corresponderen met verschillende maatschappelijke waarden: schoon water, werkgelegenheid, gezondheid, goede huisvesting, goed onderwijs enzovoorts. Vooruitgang in brede welvaart is dan, dat de waarden die mensen in een bepaalde regio, bijvoorbeeld Noord-Nederland, graag sterker vervuld zouden zien, inderdaad sterker worden gerealiseerd. Maar let op: – als, en alleen als, we die waarden realiseren op een wijze die onze kapitalen eerder bijvult dan uitput: ons economisch kapitaal, ons natuurlijk kapitaal en ons sociaal kapitaal.
Ook NL heeft tegenwoordig zo’n dashboard: de Monitor Brede Welvaart die elk voorjaar, op verantwoordingsdag, aan de Tweede Kamer wordt aangeboden. In ons boek Kwetsbare Welvaart hebben we dat dashboard ingevuld voor vier momenten tussen 1850 en 2010. Het omslagpunt lag rond 1960. Tot dan toe was het BNP gestaag gegroeid, en de verschillende metertjes op het dashboard waren even gestaag meegestegen. NL had in 1960 op al die fronten een redelijk niveau van welvaart bereikt, en de ongelijkheid was beduidend kleiner geworden. Daarna ging het mis. Enerzijds was er plots sprake van een gigantische toename van de hoeveelheid grondstoffen en energie die werden verbruikt om BNP te produceren: we teerden steeds sneller in op ons natuurlijk kapitaal. Anderzijds liepen sommige metertjes op het waardendashboard nauwelijks nog op, of liepen ze zelfs weer een stukje terug – zo nam bijvoorbeeld de volksgezondheid niet langer evenredig toe met het BNP, en werd de veiligheid op straat zelfs lager. En we teerden in op ons sociaal kapitaal: het vertrouwen in instituties werd bijvoorbeeld minder, zoals we dagelijks zien.
En toen kwamen de Nina Brink crisis van 1999 en de financiële crisis van 2008, en toen verdampte plots ook deels ons economisch kapitaal. Dat gebeurde door zogenoemde bubbels. In de kern houdt zo’n zeepbel in, dat er geen echte waarde meer bleek te staan tegenover geld.
Maar wacht… als we
- minder waarden produceren met ons geld,
- geld steeds minder echte waarde vertegenwoordigt
- we geld produceren op en wijze die onze kapitalen ondermijnt…
… dan is het wellicht tijd om niet langer voor vooruitgang te gaan in termen van groei in termen van geld (het BNP) maar meer vervulling van de waarden die we graag meer zouden stimuleren, onder behoud van kapitaal. En wel via manieren van produceren en consumeren die geen kapitaal verbruiken, maar liefst aanvullen. Niet no-growth of green -growth, maar wat mijn collega Jeroen van den Bergh noemt a-growth, agnostische groei: we zetten in op meer vervulde waarden, op een manier die uit kan qua economisch, sociaal en natuurlijk kapitaal – en we zien wel of het BNP dan meestijgt.
Dus de sleutelkenmerken van de transitie naar Brede Welvaart zijn meer waarden-productie als doel, in plaats van meer BNP; met hernieuwbare energie en een circulaire economie als basis.
In het Blue delta concept worden waarden benoemd die in Noord Nederland meer vervuld zouden mogen worden:
- Het vergroten van de vitaliteit van de bewoners
- Meer werk, en meer betekenisvol werk, waarmee mensen een eerlijke boterham kunnen verdienen
- Een hernieuwde, gezonde leefomgeving voor komende generaties met diversiteit, digitalisering, gezond ouder worden, cultuur
En voor wat betreft het liever aanvullen dan uitputten van natuurlijk kapitaal wordt genoemd:
- Water beheren als een kapitaal
- Circulariteit: in beginsel heeft alles waarde
En sociaal kapitaal kan worden vergroot via de grote nadruk in Blue Delta op betrokkenheid van onderop bij de regionale ontwikkeling, en samenwerking tussen mensen met verschillende achtergronden en talenten. Interessant genoeg wordt de instandhouding van economisch kapitaal niet apart genoemd: als we maar zorgen dat we aan de rest zodanig werken dat ook economisch kapitaal niet interen, komt het wel goed.
Wat is nodig om deze transitie zo snel mogelijk te realiseren?
In één zin: nieuwe waardenproposities, waarbij kapitaal niet uitgeput raakt, bedenken en vervolgens slim realiseren. Laat ik dat kort uitwerken, op grond van allerhande projecten waarbij ik de laatste jaren ben betrokken, van duurzame landbouw tot energieneutrale en waterbestendige steden.
Wat zijn kenmerken van die nieuwe waardeproposities?
Het zijn proposities in meervoud: bijna altijd is samenwerking tussen verschillende partijen nodig, en is de kern dat meerdere waarden tegelijk worden gerealiseerd: vier voor de prijs van drie, zeg maar. Ik denk aan Annette Harberink, boerin langs de IJssel, die van waterbeheerders een vergoeding krijgt om rivieroevers te onderhouden door haar vee hoge beplanting te laten vreten, zodat het water wanneer meer ruimte kan krijgen. Liefst zou ze ook de stofkringlopen met het nabijgelegen Deventer volledig sluiten, zodat natuurlijk kapitaal volledig hernieuwbaar wordt en de kosten die ze maakt bij de voedselproductie lager worden. Geen van die waarden (voedselproductie, waterbeheer, minder kunstmestproductie en gezondere bodem) kan los van de andere geproduceerd worden zonder in te teren op een of ander kapitaal. Geen kan geproduceerd worden zonder samenwerking tussen meerdere spelers: boerin, waterbeheerder en de stedelijke retail en consumenten. Maar meervoudige waardecreatie door een netwerk van actoren: dat kan wél uit.
Wat is nodig om zulke waardenproposities te realiseren?
Om te beginnen het metterdaad uitproberen van nieuwe proposities, lerend van ervaring. En verder het veranderingen in regels, denkwijzen en infrastructuur.
- Het doordenken en bedrijfsmatig uitwerken van een nieuw begrip van efficiëntie. Ons denken komt uit het massa-productie tijdperk: een logica van schaal. Maar meervoudige waardenproposities maken (ook) een logica van synergie mogelijk: meerdere waarden uit één activiteit halen.
- Nieuwe verdienmodellen om die synergie te realiseren. Immers, synergie betekent: investeringen, kosten en opbrengsten over meerdere spelers en over de korte en de langere termijn. Hier mogen banken aan de bak; te vaak nog zie ik ‘wat de bank niet kent, dat vreet ie niet.’
- Gebiedsgericht werken nog eenvoudiger maken:
- bevordert samenwerking,
- het motiveert tot produceren van ook andere waarden dan die van je eigen vak
- hernieuwbaarheid van natuurlijk kapitaal is er vaak mee gediend om aan te sluiten bij de kwaliteiten van de omgeving.
- Waar nodig: het sluiten van kringlopen tussen het eigen gebied en elders. Dat vergt verbindingen met andere gebieden c.q. met knooppunten in de nationale of transnationale economie.
- Nieuwe kennis over hoe je waarden produceert. Waterbeheer en landbouw met elkaar in balans brengen, waar ze elkaar momenteel in de weg zitten, vraagt andere kennis en techniek.
- En het vraagt ook ander spelregels. Volgens de elektriciteitswet moet een netwerkbeheerder zo goedkoop mogelijk leveren. Meer geld uittrekken om synergie met het warmtenet te maken mag niet zomaar.
Tenslotte: hoe kun je de realisatie van deze voorwaarden versnellen?
Het antwoord op die vraag is tweeërlei:
- Laat de realisatie van nieuwe waardenproposities en het creëren van deze voorwaarden elkaar versterken. Dus: leidt de precieze vorm van de voorwaarden af uit experimenten met die proposities; en gebruik die experimenten om de roep om nieuwe regels, nieuwe logica’s, andere kennis enzovoort te rechtvaardigen.
- Sluit aan bij trends die verandering kunnen stimuleren. Bijvoorbeeld
- de groeiende hechting van mensen aan hun plek
- de groeiende behoefte aan plezier en zin in werk
- de groeiende behoefte bij burgers en ondernemers om de economie meer in te bedden in natuur en samenleving
- bewegingen van massaproductie naar maatwerk, en van eigen bedrijf naar netwerk-economie (Carlota Perez)
- de stijgende prijs van energie
September 2021. Door prof. John Grin, Universiteit van Amsterdam